adviseur

Betere rechtsbescherming bij geschil uitstel van betaling en kwijtschelding belastingschuld

Belastingplichtigen krijgen vanaf 2027 betere rechtsbescherming bij geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. Dergelijke geschillen kunnen dan via bezwaar en beroep uiteindelijk bij de belastingrechter worden uitgevochten.

Let op! In eerste instantie gaat dit alleen gelden voor rijksbelastingen.

Betalingsmoeilijkheden

Belastingdienst

Belastingplichtigen kunnen bij betalingsmoeilijkheden een verzoek indienen bij de Belastingdienst voor uitstel van betaling of kwijtschelding van belasting. Onder meer tijdens de coronacrisis werd hiervan veelvuldig gebruikgemaakt. Of uitstel van betaling c.q. kwijtschelding wordt verleend, hangt onder meer af van de betalingscapaciteit van belastingplichtige. Hiervoor worden vaste normen gehanteerd.

Wat bij afwijzing?

Bij afwijzing van een verzoek is nog administratief beroep mogelijk bij de directeur van de Belastingdienst. Wijst deze het beroep af, dan kan men alleen nog naar de burgerrechter stappen.

Vanaf 2027 belastingrechter bevoegd

Dit gaat vanaf 2027 veranderen voor verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding die betrekking hebben op rijksbelastingen. Op dergelijke verzoeken wordt dan via een beschikking beslist, waarna bezwaar en uiteindelijk beroep bij de belastingrechter openstaat.

Lokale heffingen volgen

Ook tegen verzoeken om uitstel van betaling en kwijtschelding voor lokale belastingen, zoals gemeentelijke belastingen, zal op termijn bezwaar en beroep mogelijk zijn bij de belastingrechter. Het is echter nog niet bekend wanneer dit wordt doorgevoerd.

Door |2025-04-04T19:37:27+02:004 april 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Betere rechtsbescherming bij geschil uitstel van betaling en kwijtschelding belastingschuld

Aftrekbaar verlies uit borgstelling

Een dga die als borg werd aangeschreven mocht de daardoor ontstane regresvordering op zijn bv afwaarderen en dus een verlies in aanmerking nemen.

Dit oordeelde Rechtbank Noord-Holland die een casus behandelde waarin de Belastingdienst stelde dat de borgstelling onzakelijk was en verliesneming niet mogelijk was.

Borgstelling en regresvordering

Stoplicht

In de praktijk gebeurt het zeer regelmatig dat een dga zich jegens de bank borg moet stellen voor (een deel van) de schulden die zijn bv aangaat. Op het moment dat de bv die schulden dan niet meer kan afbetalen aan de bank, wordt de dga als borg door de bank aangesproken om die schulden alsnog te voldoen. De dga krijgt dan een zogenaamde regresvordering op de bv: hij kan de door hem betaalde bedragen ter aflossing van de schulden van de bv weer verhalen op de bv. De bv heeft echter over het algemeen dan geen financiële middelen meer, met als gevolg dat de waarde van de regresvordering vaak lager is dan het nominale bedrag of zelfs nul is.

Afwaardering regresvordering

De regresvordering van de dga op de bv valt onder de regeling van het ter beschikking stellen van vermogen (box 1). De vraag die in de praktijk dan vaak speelt is of de dga een verlies kan nemen vanwege de aanspraak als borg. De Belastingdienst stelt zich bijna altijd op het standpunt dat dit niet mogelijk is omdat de borgstelling van een dga voor schulden van zijn bv naar het oordeel van de Belastingdienst in vrijwel alle gevallen onzakelijk is. Er is, in de ogen van de Belastingdienst, bijvoorbeeld geen willekeurige derde te vinden die een dergelijke borgstelling zou aangaan tegen een vergoeding of het is vanaf het begin voor de dga al duidelijk dat hij op de borg zal worden aangesproken.

Gevolg is dat de dga van de Belastingdienst geen verlies vanwege de gedaalde waarde van de regresvordering mag nemen.

Rechtbank Noord-Holland

Vaak zal de Belastingdienst door een rechter in het gelijk worden gesteld. Er zijn echter situaties denkbaar waarin een borgstelling van een dga voor zijn bv wel degelijk zakelijk kan zijn. Het is bovendien aan de Belastingdienst om aan te tonen dat de borgstelling onzakelijk is. Dat moet de Belastingdienst doen door aannemelijk te maken dat er geen derde is die onder dezelfde omstandigheden bereid zou zijn een dergelijke borgstelling aan te gaan. Slaagt de Belastingdienst niet in deze bewijslast, dan is de borgstelling zakelijk.

Zo verliep ook de casus die voorlag bij rechtbank Noord-Holland. De dga in die casus stond borg voor schulden die bij een bv ontstaan waren door de overname van een onderneming. De borgstelling bedroeg in dit geval een relatief klein deel van de totale schuld. Er was in deze casus ook een derde (in casu de verkoper van de onderneming) bereid geweest garant te staan voor een deel van de borgstelling. Er was naar het oordeel van de rechtbank verder geen reden om aan te nemen dat leningen die de bank aan de bv verstrekte onzakelijk waren. Dit alles bij elkaar maakte dat de rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk maakte dat sprake was van een onzakelijke borgstelling. De dga kon daarom een verlies nemen ter grootte van het bedrag waarvoor hij was aangesproken als borg.

In de praktijk

Voorgaande uitspraak betekent niet dat hiermee elke borgstelling zakelijk is en een eventueel verlies aftrekbaar. Een en ander is sterk afhankelijk van de individuele feiten en omstandigheden en de beoordeling daarvan door de Belastingdienst en uiteindelijk de rechter.

Houd er verder rekening mee dat wellicht hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en dat een gerechtshof mogelijk dus nog anders kan oordelen.

Door |2025-04-04T19:38:34+02:004 april 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Aftrekbaar verlies uit borgstelling

SDE++ subsidie later aanvragen

Ondernemers kunnen de subsidie SDE++ dit jaar een maand later aanvragen dan voorgaande jaren. De startdatum voor een aanvraag is doorgeschoven naar 7 oktober 2025 bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Betere voorbereiding

Windmolen

Door iets meer tijd te nemen kan een aanvraag voor de subsidie beter worden voorbereid. Zo kan een aanvraag vooraf worden besproken met een adviseur van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO). Zodoende kan de kwaliteit van de aanvraag verbeterd worden, met een grotere kans op succes.

SDE++

Met de subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) worden grootschalige duurzame energieprojecten gesubsidieerd. Doel is dat hiermee hernieuwbare energie wordt opgewekt en/of de CO2-uitstoot wordt verminderd. In 2025 is voor de SDE++ € 8 miljard beschikbaar.

Aparte budgetten

Binnen de SDE++ zijn aparte budgetten beschikbaar voor technieken die nu nog minder rendabel zijn, maar wel stimulering verdienen omdat ze belangrijk zijn in het kader van de verduurzaming. Het betreft technieken die lagetemperatuurwarmte, hogetemperatuurwarmte en moleculen (groen gas en waterstof) produceren. Voor ieder project is maximaal € 750 miljoen subsidie beschikbaar.

Wijzigingen

De SDE++ is op een aantal punten gewijzigd. Zo zijn er nieuwe subsidiemogelijkheden op het gebied van de afvang van CO2 uit de lucht, voor het terugwinnen van waterstof uit restafval en zijn er nieuwe subsidiemogelijkheden inzake zonnepanelen. Anderzijds zijn er ook subsidiemogelijkheden geschrapt. Dit betreft onder andere daglichtkassen en installaties voor aardwarmte. Meer informatie vindt u bij RVO.nl.

Aanvragen

De subsidie kan worden aangevraagd bij de RVO. Dit kan vanaf 7 oktober 2025 9.00 uur tot en met 6 november 2025 17.00 uur.

Door |2025-03-31T20:19:02+02:0031 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor SDE++ subsidie later aanvragen

Hoeveel bijtelling bij privégebruik vrachtauto?

Voor een ter beschikking gestelde auto van de zaak is de bekende bijtelling als de auto ook privé wordt gebruikt van toepassing. Maar hoe zit het als een vrachtauto ter beschikking wordt gesteld voor privégebruik? Welke bijtelling geldt dan?

Bijtelling auto van de zaak

Bedrijfswagen

Voor de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak wordt uitgegaan van een percentage van de catalogusprijs. Deze bijtelling is niet van toepassing als aantoonbaar in een jaar maximaal 500 privé kilometers worden gereden.

Ook voor vrachtauto’s?

De bijtelling geldt alleen voor personenauto’s en bestelauto’s zoals gedefinieerd volgens de Wet BPM. Van een bestelauto is sprake als het gewicht maximaal 3.500 kilo bedraagt. Zwaardere bestelauto’s zijn voor deze fiscale regeling dus per definitie aan te merken als vrachtauto. De reguliere bijtelling voor een auto van de zaak gaat dus niet op voor een vrachtauto.

Loon in natura

Wordt aan een werknemer een vrachtauto ter beschikking gesteld voor privégebruik, dan is dit belast als loon in natura. De werkelijke kostprijs van de vrachtauto per kilometer moet dan worden doorberekend als belast loon. Aangezien de werkelijke kostprijs per kilometer voor een vrachtauto fors is, loopt dit al snel in de papieren. Dit zal om die reden dus niet vaak voorkomen.

Let op! Het gebruik van een vrachtauto voor woon-werkverkeer is niet belast.

Ook bij privégebruik tot 500 km

Anders dan bij de bijtelling, is het privégebruik van een vrachtauto ook belast als loon in natura als dit in een jaar maximaal 500 km bedraagt. De bijtelling is namelijk niet van toepassing en dus ook niet de uitzondering die binnen de bijtelling geldt voor gebruik tot maximaal 500 km. Wordt de vrachtauto bijvoorbeeld voor een privéverhuizing 200 km gebruikt, dan moet over de kostprijs van deze 200 km belasting worden betaald.

Door |2025-03-31T20:17:59+02:0031 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Hoeveel bijtelling bij privégebruik vrachtauto?

Advieswijzer Belasting over overwerk, bonussen en andere extra’s

Waarom betaal ik zoveel meer belasting over de vergoeding voor mijn overwerk, bonussen en andere extra’s dan over mijn normale salaris? Dat is een vraag die je als werkgever waarschijnlijk weleens van jouw werknemers krijgt. Hoe zit het nu echt?

Werknemers klagen weleens dat overwerken niet loont, omdat er voor hun gevoel bijna niets overblijft. En dat geldt niet alleen voor de vergoeding voor overwerk. Ook bonussen en andere extra vergoedingen lijken extra belast te worden.

Het gevoel is begrijpelijk. Het is echter uiteindelijk niet de vergoeding voor overwerk of de bonus die extra belast wordt, maar de belasting over het gehele loon stijgt. Het loon- en inkomstenbelastingtarief stijgt namelijk over het algemeen als het loon/inkomen hoger wordt. Daarnaast dalen de heffingskortingen (de kortingen op de te betalen belasting) vanaf een bepaald loon/inkomen. Het is dus niet zo dat het extra loon door het overwerk of een bonus zwaarder belast wordt, maar over het totale loon is meer belasting verschuldigd. Het totale loon is immers hoger geworden.

Kun je het nog volgen? Het is een lastig systeem dat inmiddels in de politiek ook ter discussie is gesteld. Voorlopig hebben we hier echter nog mee te maken. Daarom in deze advieswijzer een uitleg voor werkgever en werknemer ter verduidelijking.

Loonheffing

Geld

Voordat een werkgever loon kan uitbetalen aan een werknemer, moet de werkgever eerst loonbelasting en premies volksverzekeringen berekenen. Tezamen is dit de loonheffing. Deze loonheffing trekt de werkgever af van het brutoloon en betaalt hij aan de Belastingdienst. De berekening van deze loonheffing bestaat onder meer uit een tarief (percentage) verminderd met zogenaamde heffingskortingen. Met name die heffingskortingen maken de loonheffing ondoorzichtig. Hierna volgt een uitleg.

Tarief

De hoogte van het toe te passen tarief is afhankelijk van de hoogte van het loon van een werknemer. In 2025 bedraagt dit tarief voor iemand die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt 35,82% tot en met een loon op jaarbasis van € 38.440 en vanaf een loon op jaarbasis van € 38.441 tot en met € 76.817 37,48% Boven dat loon bedraagt het tarief 49,50%.

Heffingskortingen

Naast de berekening van het tarief moet de werkgever ook rekening houden met de zogenaamde heffingskortingen. Heffingskortingen zijn bedragen die in mindering komen op de in te houden bedragen, kortingen op de te betalen belasting dus. Eerst berekent de werkgever de belasting en premies volksverzekeringen aan de hand van het tarief. De heffingskortingen verlagen vervolgens dit berekende bedrag. Het dan resterende bedrag moet de werkgever van het brutoloon van de werknemer aftrekken en betalen aan de Belastingdienst.

Voorbeeld
Een werknemer verdient € 2.200 per maand. Het bedrag dat de werkgever moet inhouden, bedraagt € 788 (35,82% van € 2.200). Als deze werknemer in deze maand recht heeft op € 694 heffingskorting, houdt de werkgever geen € 788 in, maar € 94 (€ 788 min € 694). Per saldo houdt de werknemer door toepassing van de heffingskortingen € 2.106 (€ 2.200 min € 94) netto over. Hoewel het werkelijke tarief dus 35,82% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 4,27% (€ 94 gedeeld door € 2.200 vermenigvuldigd met 100%).

Heffingskortingen toegepast op normale salaris

De heffingskortingen worden altijd volledig gebruikt bij de berekening van de heffing op het normale maandelijkse salaris. Op die manier kan iedere werknemer volledig gebruikmaken van zijn recht op korting. Heeft iemand recht op € 694 heffingskortingen in een maand, dan wordt deze volledige € 694 in mindering gebracht zoals in het voorbeeld hiervoor. Dit betekent wel dat als een werknemer in een maand extra loon ontvangt (bijvoorbeeld in verband met de uitbetaling van overuren of een bonus), daar geen extra heffingskorting op in mindering wordt gebracht. Het totale recht aan heffingskortingen is immers al opgegaan bij de berekening van het normale loon.

Voorbeeld
De werknemer uit het vorige voorbeeld krijgt in de maand maart € 500 extra loon in verband met de uitbetaling van overuren. Het totale loon in deze maand bedraagt hierdoor € 2.700 in plaats van € 2.200. Het bedrag dat de werknemer moet inhouden, bedraagt € 967 (35,82% van € 2.700). Het recht op heffingskorting in deze maand bedraagt voor de werknemer € 692. De werkgever houdt daarom € 275 (€ 967 min € 692) in. Per saldo houdt de werknemer deze maand € 2.425 (€ 2.700 min € 275) netto over. Hoewel het geldende tarief ook hier 35,82% bedraagt, ervaart deze werknemer een belasting- en premiedruk van 10,19% (€ 275 gedeeld door € 2.700 vermenigvuldigd met 100%).

De belasting- en premiedruk over het totale loon stijgt dus, omdat het totale loon hoger is geworden. Het extra loon wordt niet extra zwaar belast, maar het gemiddelde tarief over het totale loon stijgt. Ter vergelijking: op het loon van een werknemer met een normaal loon van € 2.700 per maand moet ook € 275 belasting en premies worden ingehouden. Ook deze werknemer ervaart een belasting- en premiedruk van 10,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon meer belast wordt dan een vast hoger loon.

Heffingskortingen: geen vaste bedragen

In de vorige twee voorbeelden daalde het recht op heffingskorting van € 694 bij een loon van € 2.200 naar € 692 bij een loon van € 2.700. Heffingskortingen zijn namelijk geen vaste bedragen, maar ze zijn afhankelijk van de hoogte van het loon/inkomen. Dit betekent dat de heffingskortingen lager kunnen worden als het totale loon hoger wordt. Dit betekent dus ook dat als gevolg van extra loon, de totale heffingskortingen lager kunnen worden.

Algemene heffingskorting

Zo bedraagt een van de heffingskortingen, de algemene heffingskorting, in 2025 bijvoorbeeld € 3.068 per jaar bij een jaarlijks loon tot en met € 28.405. Is het jaarlijkse loon hoger, dan is de algemene heffingskorting ongeveer € 0,06337 lager voor elke euro boven deze € 28.405. Bij een jaarlijks loon van € 76.817 of meer, bestaat in 2025 daardoor helemaal geen recht meer op algemene heffingskorting.

Arbeidskorting

Een andere heffingskorting, de arbeidskorting, loopt in 2025 eerst op tot maximaal € 5.599 per jaar bij een jaarlijks loon van € 43.071, maar wordt voor elke euro boven deze € 43.071 verlaagd met € 0,0651. Vanaf een jaarlijks loon van € 129.078 bestaat daardoor helemaal geen recht meer op arbeidskorting.
Deze op- en afbouw van de heffingskortingen hebben dus ook invloed op belasting- en premiedruk die een werknemer ervaart.

Let op! De heffingskortingen kunnen ook een rol spelen bij de vraag of een werknemer nog inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) verschuldigd is. De loonheffing die de werkgever inhoudt, is namelijk een voorheffing op de inkomstenbelasting. Bij een werknemer met één dienstverband is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen huis of alimentatie, over het algemeen gelijk aan de inkomstenbelasting. Deze werknemer hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. Bij werknemers met meer dienstverbanden is het totaal van de ingehouden loonheffing door de meerdere werkgevers vaak lager dan de inkomstenbelasting. Deze werknemer moet dan bijbetalen via zijn aangifte inkomstenbelasting. Dit verschil kan veroorzaakt worden doordat meerdere werkgevers rekening hebben gehouden met de heffingskortingen, terwijl elke werknemer daar uiteindelijk maar één keer recht op heeft. Een andere oorzaak kan een verschil in tarief zijn over de afzonderlijke lonen en het totale loon (hoger tarief bij hoger totaal loon).

Gevolgen voor andere regelingen

Werknemers moeten zich realiseren dat er diverse regelingen bestaan die afhankelijk zijn van het inkomen (loon is onderdeel van dit inkomen). Denk bijvoorbeeld aan diverse toeslagen (kinderopvangtoeslag, zorgtoeslag, huurtoeslag) en het kindgebonden budget. Een hoger loon/inkomen zou kunnen betekenen dat recht bestaat op minder of geen bijdrage uit deze regelingen.
Een werkgever heeft geen inzicht in de persoonlijke situatie van de werknemer en kan daarom met deze gevolgen geen rekening houden. De werknemer moet daarom zelf de gevolgen van een hoger loon voor andere regelingen beoordelen.

Tip! Op de website van het Nibud zijn diverse handige hulpmiddelen voor de werknemer beschikbaar. Zo kan een werknemer meer inzicht krijgen in wat meer uren werken betekent voor het nettoloon door gebruik te maken van de WerkUrenBerekenaar. Wil een werknemer weten op welke regelingen mogelijk recht bestaat, laat de werknemer dan gebruikmaken van BerekenUwRecht. En wijs de werknemer ook eens op de andere hulpmiddelen op de website van het Nibud, zoals Geldplan Pensioen (voor inzicht in het pensioen) en Geldplan Rondkomen met kinderen (voor inzicht in regelingen en subsidies voor gezinnen met kinderen).

Vrije ruimte in werkkostenregeling

Als een werkgever ervoor kan kiezen om een extra vergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte, dan kan dit gunstig zijn voor de werknemer. De werknemer heeft dan geen last van afbouw van heffingskortingen of gevolgen voor andere regelingen. Bedragen die aangewezen zijn in de vrije ruimte tellen namelijk niet mee als loon voor de werknemer voor de heffingskortingen of de andere regelingen.

Let op! Het is niet mogelijk om zonder meer loon aan te wijzen in de vrije ruimte. Hiervoor gelden voorwaarden. Zo moet het bijvoorbeeld gebruikelijk zijn om bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan te wijzen. Bovendien is de vrije ruimte in 2025 beperkt tot 2% over de eerste € 400.000 totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van deze vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar boven deze vrije ruimte, dan betaalt de werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Tot slot

De berekening van de loonheffing over lonen is niet eenvoudig. In de tekst en de voorbeelden hiervoor is geprobeerd het een en ander zo eenvoudig mogelijk te houden. Houd er daarom rekening mee dat de voorbeelden niet de werkelijke heffingen, heffingskortingen en nettolonen weergeven, maar dat de werkelijkheid hier iets van kan afwijken.

Disclaimer
Hoewel bij de samenstelling van deze Advieswijzer de uiterste zorg is nagestreefd, wordt geen aansprakelijkheid aanvaard voor onvolledigheden of onjuistheden. Vanwege het brede en algemene karakter van de Advieswijzer, is deze niet bedoeld om alle informatie te verschaffen die noodzakelijk is voor het nemen van financiële beslissingen.

Door |2025-03-31T20:15:58+02:0031 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Advieswijzer Belasting over overwerk, bonussen en andere extra’s

Bestrijden eenzaamheid voldoende voor ANBI-status?

Een algemeen nut beogende instelling (ANBI) kent tal van fiscale voordelen. Voor een ANBI geldt wel een aantal voorwaarden. Onlangs stond bij een zaak, die speelde voor de rechtbank Noord-Nederland, de vraag centraal of een organisatie die zich richt op het bestrijden van eenzaamheid hieraan voldoet.

Fiscale voordelen ANBI

Verkeersbord

Enkele van de voordelen van een ANBI zijn dat er geen erf- of schenkbelasting verschuldigd is voor erfenissen en schenkingen die de ANBI gebruikt voor het algemeen belang. Daarnaast hoeft er onder meer ook geen belasting te worden betaald als een ANBI zelf schenkingen doet in het algemene belang.

Voorwaarden

Zoals gezegd geldt voor een ANBI ook een aantal voorwaarden. Zo moet de ANBI volledig gericht zijn op het algemeen nut, wat moet blijken uit de statutaire doelstelling en de voorgenomen activiteiten. De ANBI moet ook met vrijwel alle activiteiten het algemeen belang dienen. Daarnaast mag een ANBI onder meer geen winstoogmerk hebben met alle activiteiten die het algemeen belang dienen.

Is bestrijden eenzaamheid van algemeen nut?

In genoemde rechtszaak stond de vraag centraal of een stichting die als doel had om eenzaamheid te bestrijden, voldeed aan de eisen voor een ANBI. De stichting probeerde genoemd doel te bereiken door via een site eenzame mensen met elkaar in contact te brengen met dezelfde interesses. Ook organiseerde de stichting burenhulp.

Welzijn ruim formuleren

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de stichting voldeed aan de voorwaarden die gelden voor een ANBI. De activiteiten van de stichting konden namelijk worden aangemerkt als ‘welzijn’, een begrip dat volgens wetsgeschiedenis ruim moet worden geïnterpreteerd, aldus de rechtbank.

Geen afgebakende kwetsbare groep

Volgens de inspecteur voldeed de stichting niet aan de eisen, omdat er geen activiteiten werden verricht voor een afgebakende, kwetsbare groep. Volgens de rechtbank vloeit die eis echter niet voort uit de wet en merkte daarom de stichting aan als ANBI.

Door |2025-03-27T14:55:24+01:0027 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Bestrijden eenzaamheid voldoende voor ANBI-status?

Nieuwe afspraken over zero-emissiezones

Op verzoek van de Tweede Kamer zijn met gemeenten afspraken gemaakt over onder meer de boetevrije periode van zero-emissiezones, langer uitstel voor bestelauto’s met emissieklasse 6 en landelijk geldende ontheffingen.

Zero-emissiezones

Taxi

In zero-emissiezones mogen op termijn alleen nog bedrijfswagens en vrachtwagens zonder CO2-uitstoot rijden. De meest vervuilende fossiel aangedreven voertuigen mogen vanaf 1 januari 2025 al niet meer in deze zones rijden. In 14 gemeenten bestaat sinds 1 januari 2025 al een zero-emissiezone. Tot en met 2030 komen daar nog minimaal 15 gemeenten bij.

Overgangsrecht, vrijstelling en ontheffing

Voor schonere emissieklassen gelden overgangsregelingen die gefaseerd aflopen richting het jaar 2030. Bepaalde voertuigen zoals kraanwagens, hoogwerkers en straatvegers zijn tot 1 januari 2030 wettelijk vrijgesteld van de zero-emissiezones. Die vrijstelling vervalt als het voertuig 13 jaar oud wordt.

Let op! Voor bepaalde auto’s is het verder nog mogelijk om een ontheffing aan te vragen bij het RDW.

Afspraken

Om de invoering van de zero-emissiezones soepel te laten verlopen zijn op verzoek van de Tweede Kamer door gemeenten, brancheorganisaties en staatssecretaris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat afspraken gemaakt.

Boetevrije periode

Zo is afgesproken dat elke gemeente een boetevrije periode van minimaal zes maanden instelt. Dit betekent dat pas vanaf 1 juli 2025 de eerste boetes uitgedeeld worden. Elke gemeente kan overigens zelf bepalen om deze boetevrije periode te verlengen.

Uitstel bestelauto’s emissieklasse 6

Verder is een wetswijziging afgesproken waarmee bestelauto’s met emissieklasse 6 een jaar langer uitstel krijgen. Met dit jaar uitstel loopt de overgangsregeling voor deze bestelauto’s niet tot 1 januari 2028, maar tot 1 januari 2029. Zo’n 46 procent van de bedrijfsbussen profiteert hiervan.

Landelijke afspraken

Het kabinet werkt tenslotte aan een nieuw convenant met gemeenten en brancheorganisaties. In dit convenant komen afspraken over ontheffingen voor ondernemers die de overstap naar een elektrisch voertuig (nog) niet kunnen maken in verband met netcongestie en/of bedrijfseconomische redenen. Deze ontheffingen gaan dan landelijk gelden en dus niet per gemeente.

Het is de bedoeling dat het convenant nog in het eerste kwartaal van 2025 getekend wordt.

Door |2025-03-27T14:55:55+01:0027 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Nieuwe afspraken over zero-emissiezones

Controleer belastingaangifte goed, ook bij hulp Belastingdienst

Belastingplichtigen kunnen de hulp van de Belastingdienst inroepen bij het invullen van hun aangifte inkomstenbelasting. Maar wat nu als de Belastingdienst zelf hierbij een fout maakt?

Hulp bij aangifte (Huba)

Belastingdienst

De Belastingdienst staat belastingplichtigen op veel manieren bij als je niet in staat bent zelf de aangifte inkomstenbelasting in te vullen. De website van de Belastindienst biedt antwoord op vele vragen, maar je kunt ook bellen met de belastingtelefoon, videobellen of langskomen op een belastingkantoor in de buurt.

Ten onrechte zelfstandigen- en startersaftrek

Onlangs kwam voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant de vraag aan de orde wat het gevolg is als de Belastingdienst een fout maakt tijdens de hulp bij aangifte. In het betreffende geval ging het om een belastingplichtige die inkomen uit arbeid had, maar ook een onderneming was gestart. In die onderneming waren nog geen activiteiten verricht. Een medewerker van de Belastingdienst die de aangifte invulde, kende de ondernemer – later bleek ten onrechte – toch de zelfstandigen- en startersaftrek toe.

Terugbetalen

De ondernemer kreeg derhalve in eerste instantie via haar voorlopige aanslag ruim € 3.000 aan belasting terug, maar dat werd twee jaar later via haar definitieve aanslag weer teruggedraaid. De ondernemer was van mening dat de fout niet zijn schuld was en stapte naar de rechter.

Aanslag blijft, belastingrente niet

Voor de rechter werd duidelijk dat er sprake was van een ‘kenbare fout’. Het bedrag van de winst uit onderneming week namelijk dermate af van de werkelijke winst dat de ondernemer had moeten beseffen dat dit niet klopte. De ondernemer had er dan ook niet op mogen vertrouwen dat de aangifte zou worden gevolgd.

De rechtbank was wel van mening dat er sprake was van onzorgvuldig handelen door de Belastingdienst. Daarom werd de in rekening gebrachte belastingrente van € 146 geschrapt.

Tip! Ook als u de hulp van de Belastingdienst inroept, is het altijd verstandig de aangifte goed te controleren.

Door |2025-03-27T14:55:00+01:0027 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Controleer belastingaangifte goed, ook bij hulp Belastingdienst

Vrijstelling of 2% overdrachtsbelasting ook bij wonen na 2 jaar?

Wie een pand koopt, is daarover in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Bij woningen geldt wel onder voorwaarden een vrijstelling of een verlaagd tarief van 2%. Voor gerechtshof Den Haag speelde de vraag of de vrijstelling ook van toepassing is als de woning pas twee jaar na notariële levering bewoond wordt.

Overdrachtsbelasting

Woning

De bij aankoop van een pand verschuldigde overdrachtsbelasting bedraagt voor niet-woningen, zoals een kantoorpand, momenteel 10,4%. De koper moet deze belasting betalen. Voor woningen bedraagt het tarief 2%.

Vrijstelling

Voor meerderjarige kopers jonger dan 35 jaar die een woning kopen van maximaal € 525.000 (2025) kan een vrijstelling gelden. Hierbij geldt, zowel voor het tarief van 2% als voor de vrijstelling onder meer als voorwaarde dat de woning na de verkrijging ‘anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt gaat worden’. Vrij vertaald betekent dit dat de woning duurzaam als hoofdverblijf bewoond moet gaan worden. Dit moet ook in een schriftelijke verklaring zijn vastgelegd.

Bewoning uitgesteld

In de casus die speelde bij gerechtshof Den Haag had een vrouw een woning gekocht en bij de notaris geleverd gekregen. Zij ging deze woning echter pas twee jaar later bewonen. Tot die tijd woonde ze bij haar ouders. De reden hiervoor was dat de nieuwe woning van de verkopende partij nog in aanbouw was en afgesproken was dat de verkopers er tijdens de bouw (maximaal twee jaar) mochten blijven wonen.

Rechtbank: geen vrijstelling of 2% tarief

De rechtbank oordeelde dat de vrouw de woning niet duurzaam als hoofdverblijf was gaan bewonen,  onder meer omdat de verkopers in de woning waren blijven wonen tot uiterlijk twee jaar na de notariële levering van de woning. De vrouw had daarom geen recht op de vrijstelling of het verlaagde tarief van 2%.

Gerechtshof: vrijstelling want wet kent geen termijn

Voor het gerechtshof was in geschil of de duurzame bewoning op korte termijn na de notariële levering moest aanvangen om een beroep te kunnen doen op de vrijstelling op het 2% tarief.
Het gerechtshof vond van niet en stelde dat de wet geen termijn verbindt aan het moment waarop de duurzame bewoning moet aanvangen. Het gerechtshof stelde dat de wetgever bovendien ook rekening heeft gehouden met de situatie dat een koper een woning niet direct na de verkrijging als hoofdverblijf gaat gebruiken, zoals in deze situatie. Het gerechtshof oordeelde daarom dat de vrouw, gelet op de bedoeling van de wet, de vrijstelling kon toepassen. De vrouw was immers starter op de woningmarkt met de bedoeling om duurzaam in de woning te gaan wonen. De inspecteur was het er bovendien mee eens dat de vrouw niet te vergelijken was met een belegger. Dat de vrouw niet binnen een bepaalde termijn in de woning was gaan wonen, zorgde in deze situatie niet voor een ander oordeel.

Door |2025-03-27T14:58:07+01:0027 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Vrijstelling of 2% overdrachtsbelasting ook bij wonen na 2 jaar?

Online melden tewerkstelling werknemers van buiten EU

Vanaf 12 maart 2025 kunnen werkgevers de tewerkstelling van bepaalde werknemers van buiten de EU bij het UW alleen nog maar online doen.

Melden tewerkstelling

Internationaal

Voor bepaalde werknemers van buiten de EU hoeft een werkgever geen werkvergunning aan te vragen. Voor deze werknemers moet dan wel een melding tewerkstelling worden gedaan. Sinds 12 maart 2025 kan dat voor de volgende werknemers alleen nog online:

Let op! Meldingen tewerkstelling voor deze werknemers die per post worden verstuurd, worden vanaf 12 maart 2025 niet meer verwerkt door het UWV.

eHerkenning

Om de melding online te kunnen doen, heeft de werkgever eHerkenning met een machtiging voor de dienst ‘Tewerkstelling’ nodig. Heeft u al een (keten)machtiging voor alle diensten van het UWV, dan is een machtiging voor de dienst ‘Tewerkstelling ‘niet nodig.

Let op! De melding tewerkstelling arbeidskrachten voor de Regeling internationaal handelsverkeer is nog niet online mogelijk. Dit moet daarom nog via een papieren formulier.

Door |2025-03-27T14:58:35+01:0027 maart 2025|MKB Nieuws|Reacties uitgeschakeld voor Online melden tewerkstelling werknemers van buiten EU